Hoe hoger de consumptie van volle granen, hoe groter de cardiovasculaire en metabolische voordelen, en hoe meer je geraffineerde granen vervangt door volle granen, hoe duidelijker het positieve effect. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek bij senioren.
Volle granen
Tarwe, haver, spelt, maïs, gerst, rijst, bulgur, rogge, boekweit, quinoa… Al deze granen worden in hun geheel gegeten, dat wil zeggen dat er, in tegenstelling tot de geraffineerde vorm, geen enkel deel – zemelen en kiemen – is uitgehaald. Ze zijn rijk aan vezels en talrijke voedingsstoffen (vitamines, magnesium, ijzer, zink, enz.), maar ook aan eiwitten (vooral voor pseudo-granen: boekweit en quinoa, in het bijzonder). Eén portie komt overeen met één sneetje volkorenbrood, 60 g zilvervliesrijst, 25 g zilvervliesrijstpasta of 20 g quinoa, en drie tot vijf porties per dag wordt beschouwd als een goede dosis.
Nooit te laat
Bij het begin van de studie vulden de deelnemers een vragenlijst in om de gebruikelijke inname van volkoren- en geraffineerde granen te bepalen, en deze informatie werd met regelmatige tussenpozen bijgewerkt. De bevindingen waren tweeledig: hoe hoger de consumptie van volle granen, hoe groter de cardiovasculaire en metabolische voordelen; en deze positieve effecten worden steeds merkbaarder naarmate volle granen geraffineerde granen vervangen.
Met andere woorden, het is nooit te laat om het voedingspatroon aan te passen, vooral niet bij ouderen. Zo leidt een geleidelijke toename van de consumptie van volkoren granen tot een veel kleinere toename van gewicht en tailleomtrek, bloedsuiker, bloeddruk en triglyceriden, en een veel hoger HDL-cholesterolgehalte dan in een stabiele situatie.